Ergens in januari van 2014 stak ik in de mooiste huiskamer van Etten-Leur, een sigaret aan. Het was, nu ik er aan terug denk, in de tijd dat je nog met een gerust hart, de longen uit je lijf mocht roken bínnen de muren van de Klomp. Of het toen eigenlijk al lang niet meer mocht, maar we het desondanks massaal deden, herinner ik me niet. Hoe dan ook – de vlam uit de aansteker die mijn verslaving ontstak en die ik in mijn herinnering onrechtmatig had gekregen dan wel gejat, bevatte hét logo van de Stones. The Tongue.
Ik had mijn eerste teug nicotine nog niet geïnhaleerd of ik werd aangesproken door een iets wat kalige heerschap (understatement: hij had geen pijl haar – echter wel een heel goede muzieksmaak). Of ik ook fan was. Ja, nou – ja eigenlijk wel. Maar ik had ze nog nooit live gezien. Niet veel later raakten we in gesprek en voordat we beiden huiswaarts gingen, stond de deal: mochten de Stones toevallig ooit nog eens in Nederland optreden, dan gaan we daar samen naar toe. Dan moéten we hoe dan ook kaarten hebben, of het linksom of rechtsom gaat.
Natuurlijk had het daar, normaal gesproken, gewoon bij die zattemans-deal gebleven. Wel onderhielden we contact, spraken elkaar soms in de Klomp en wisselden telefoonnummers uit bij wijze van voorzorg; stel nou voor dat ze toch nog eens in Nederland zouden spelen, dan……
Ergens in maart van datzelfde jaar, begon het te zoemen. Via diverse media kwamen geluiden, dat het Pinkpop gelukt zou zijn om de Stones te contracteren op zaterdagavond. Hoofd act. Ja, túúrlijk. Jan en ik wisten elkaar naadloos te vinden en wachten samen op de officiële versie van al dat gesmoes. Ondertussen maakten we afspraken over wie, hoe laat en met hoeveel lijnen in de digitale wachtrij zou gaan zitten. Voor de zekerheid hielden we zoveel mogelijk opties open en zaten we allebei ruim op tijd (lees: uren van te voren) in de digitale wachtrij. Ik herinner me mijn klamme handjes en zweetdruppels op mijn voorhoofd. Het was ergens in maart, het vroor dat het kraakte, maar zo wárm heb ik het niet vaak gehad. Groots was het gevoel toen we allebei, elf minuten na het begin van de verkoop, meer dan genoeg tickets in de pocket hadden. Vier minuten later was het loket gesloten wegens “uitverkocht”. Op internet lazen we vooral teleurstelling en ernstig geklaag van degenen die niet zo gelukkig waren en met lege handen stonden. Maar wij, wij hadden kaarten dat het een lieve lust was. Voor hem, voor mezelf en voor de hoogste bieder? Of voor degenen die we er het grootste plezier mee zouden doen? We kozen uiteraard voor het laatste. Ik herinner me het plezier, dat we hadden bij het verdelen van de overgebleven kaarten. Gaston Starreveld van de Postcodeloterij was er niks bij.
En zo geschiedde het dat we ergens in juni van dat jaar in een oude, legergroene, geleende, en oerlelijke barrel vertrokken naar Landgraaf.
In de voorbereiding van deze heuglijke dag, was en werd ik degelijk voorbereid door Jan. In de maanden april, mei en juni bracht hij, nagenoeg wekelijks tássen vol met boeken over de Stones. “Als je dan naar de Stones gaat, dan zúl je álles moeten weten. Want met jouw kennis is het best triest gesteld. Dit had gewoon bij je algehele opvoeding moeten horen”, aldus Jan. Ik hoor het hem nog zeggen. Ik koester die herinnering. Bovendien had hij best wel gelijk. Mijn muzikale opvoeding, had op een heel ander vlak gelegen.
Ik bladerde door de boeken, die Jan door de jaren heen om zich heen had verzameld en nog net niet in een kluis had liggen. Ik zoog me vol met Stones- kennis. Ik las iedere letter en luisterde alle nummers. De live versie, de studio versie, de nog nooit uitgebrachte versie. Eer het juni was, deed ik niet meer onder voor een doorgewinterde fan.
Jan was van de duidelijkheid: “Niet voor het één of ander, maar ik wil perse vóóraan staan. En als dat lukt, dan blijf ik daar staan. Dan weet je dat”. Dat had hij me niet hoeven zeggen. Ik begreep hem helemaal en had geen andere intentie. De eventuele consequentie – hij kon het niet nalaten – wreef hij me meerder keren onder mijn neus. “Plassen doe je dus maar ter plaatse, via een plastuit of in een pamper, dat maakt mij niks uit, maar opgestaan is plaats vergaan”. In de veronderstelling dat het allemaal niet zo’n vaart zou lopen, ging zijn goed bedoelde advies het ene oor in en het andere uit. Overdrijven is ook een vak natuurlijk.
Op 6 juni 2014, god zegene de dag, was het wer-ke-lijk zonovergoten, om niet te zeggen bloedheet voor de tijd van het jaar. Dertig graden of meer, daar is geen woord van gelogen en niets aan overdreven. We verzamelden in alle vroegte bij de Klomp en vertrokken, luid toeterend in de oude levergroene, geleende, oerlelijke jeep, waar we ook met gemak met zijn tienen in gekund hadden. De radio kende één zender en één stand (mono) en hing van losse draadjes aan elkaar. De ramen moésten wagenwijd open, omdat we anders lang voor aanvang van onze graad gegaan waren. Onderweg deelden we ruim voor twaalf uur bier, sigaretten en vooral een hoop flauwe klets. Héérlijk! Aangekomen in Landgraaf hingen we uit de ramen en groetten vriendelijk naar iedereen die het maar wilde horen of zien. Onder normale omstandigheden, zou je je ogen uit je kop schamen voor zoveel onfatsoen, maar dit was een perfecte dag. Eentje die altijd in je herinnering blijft, dus ook als je tachtig plus bent.
Het festivalterrein was zonovergoten en druk. De échte Pinkpop liefhebbers klaagden, want de sfeer was ánders. Met andere woorden: er waren teveel Stones fans. Die kwamen niet voor de échte Pinkpopsfeer, maar alleen voor dat stelletje ouwevandagen, die probeerden nog wat van hun nadagen te maken. Wat ons betreft: een dikke vinger en vooral lekker laten praten. We hebben genoten, ons niet ingesmeerd (en waren aan het eind van het liedje zo rood als een kroot), niks deerde ons. Ik herinner me een gesprek met een heerlijke zonderling, die uit pure dwarsigheid een Beatles t-shirt had aangetrokken. Ik was het met hem eens: je kunt bést ook van de Beatles houden. Af en toe een uurtje. Hooguit. Op dat punt was Jan het absoluut niet met ons eens en dreigde me retour afzender te sturen. Ik geloof niet dat ik hem één seconde serieus genomen heb, met zijn dreigementen. Typisch gevalletje van een grote mond en een veel kleiner hartje.
De dag sudderde voort en we kwamen nauwelijks van onze plaats, behalve om bier te halen en af en toe wat te eten. Ik heb absoluut geen benul meer van uren of tijden. Ik weet wel dat we de kans op een goede plaats niet in de waagschaal wilden stellen en daardoor nauwelijks andere optredens hebben gezien. Ik weet ook meer niet welke andere artiesten er geweest zijn. Achteraf gezien baal ik, dat ik Joe Bonamassa aan mijn neus voorbij heb laten gaan. Maar goed – álles voor dat ultieme moment waarop een lang gekoesterde wens in vervulling zou gaan; voor het eerst in mijn leven een live concert van The Stones meemaken!.
Jan vertelde me tijdens het concert meerdere keren, dat hij ze zelden zo goed had gehoord. Mick J. was werkelijk onvermoeibaar. Alle moois kwam voorbij: van Paint it Black, Midnight Rambler, Miss You tot het niet vaak live gespeelde Angie. Het was een droom: de zon scheen tot laat op het festivalplein en precies in onze toch al verhitte en verbrande gezichten. We waren door onze voorraad bier en water heen, dus na een tijdje konden we, op zijn Brabants gezegd, niet meer tuffen al hadden we het gewild. Laat staan plassen. Die zorg was dus volkomen misplaatst en onnodig geweest. De ouwevandagen hadden hun show goed voor elkaar en de spanning werd opgevoerd. Ze maakten zich er absoluut niet makkelijk van af. Waar we dachten, dat het niet gekker kon, niet beter, niet het vorige nummer kon overtreffen, gebeurde dat keer op keer wel.
Na geweldige slotakkoorden, was het dan eindelijk en helaas klaar. Afschuwelijk, maar niks aan te doen. Al snel overheerste de euforie en blijdschap weer. Langzaam aan kwamen we weer bij onze positieven en werden ons bewust van de grote dorst die we hadden. Plassen? Nee, drinken! Liters als het kan. We bleven nog een tijdje op het veld zitten, tussen bergen plastic. Uiteindelijk moesten we dan toch echt opstaan en verder gaan. Naar huis. Bij mij deed dat gelukkig alleen pijn in de vorm van hartzeer, maar er waren niet nader te benoemen personen onder ons, die van de pijn in hun ledematen bijna écht niet meer konden lopen.
Mijn eerste en enige keer Pinkpop; het is een pracht herinnering. Ik kan hem nu nóg niet laten overschrijven door een nieuwe edtie. Hoe dan ook. Met wie dan ook als hoofdact.
Jan heb ik helaas maar kort mogen kennen. Hij is in januari 2016 plotseling overleden. The Stones zijn gelukkig nog alive and kicking. Soms ben ik in de Klomp en dan hoor ik ze voorbij komen. En dan zoek ik Jan. In mijn herinnering en hart. Ik hoef nooit ver te zoeken.